Reisverslag 2013: vogelreis naar Falsterbo, Zweden
Auteur: Willy Debaere (oktober 2013)
Reis: Vogelreis Zweden: Falsterbo, vogeltrek, groepsreis, 6 dagen
Deze Vogelreis naar Falsterbo/Zweden werd georganiseerd door Dobry Den Reizen uit Nederland. Het was voor mij meteen een eerste kennismaking met deze reisorganisator en ik heb deze ervaren als uitermate positief : hun visie op ecologie, in de ruimste betekenis van dit woord, hebben een erg goede indruk nagelaten.
Het totaal aantal deelnemers bedroeg 9, incl. onze chauffeur/kok Rikus Hulscher en onze reisleider Jaap Schelvis. De sfeer binnen de groep was ononderbroken zeer positief en ik heb hierbij dan ook genoten van de vriendschappelijke sfeer waartoe elke deelnemer haar/zijn bijdrage heeft geleverd.
Voor alle concrete gegevens over deze reis verwijs ik naar de reismap. Onderstaande tekst moet vooral een samenvatting geven van de ornithologische waarnemingen : niet minder dan 118 soorten hebben we hier waargenomen.
Ons verblijf was uitstekend gelegen : langs het kanaal van Falsterbo ; toch hebben we slechts kortstondig geobserveerd in die omgeving van ons verblijf … . Elke ochtend brachten we de eerste uren door bij de vuurtoren op Nabben ; dan steeds gevolgd door een bezoek aan de heide van Ljungen. Hier ervaarden we telkens, althans naar mijn aanvoelen, het enige minpunt van deze reis : een ongunstige windrichting, met als gevolg dat de massale roofvogeltrek boven Ljungen uitbleef. In de namiddag werd dan aandacht besteed aan :
. een vijftal meren in het binnenland
. de omgeving rond de haven van Skanor
. Fyledalen, voor o.a. de Steenarend
. een grindwinning, voor o.a.de Oehoe
Vooraleer ik aan het Overzicht van de waargenomen vogelsoorten begin wil ik melding maken van het feit dat ik ook heb ervaren dat het boek “ Wings over Falsterbo “ werkelijk een uitstekend boek is, zowel bedoeld als voorbereiding op een Vogelreis naar Falsterbo dan als naslagwerk.
Overzicht van alle waargenomen vogelsoorten.
Ondanks het feit dat we regelmatig pogingen hebben ondernomen om zeeduikers waar te nemen in voor deze groep geschikte gebieden is ons dit niet gelukt …
Dit lukte ons wel binnen de groep van de fuutachtigen. Futen werden waargenomen op twee plaatsen : op de ene plaats betrof het 3 ex. samen ; op de andere plaats betrof het een groep van 20 – 30 ex. De Dodaars werd iets meer verspreid waargenomen, maar bereikte toch slechts een totaal van hooguit een tiental ex. Tot slot konden we twee keren genieten van de waarneming van telkens één Roodhalsfuut.
Aalscholvers waren werkelijk zéér algemeen : samen betrof het ongetwijfeld vele honderden vogels, waarbij dan de grootste aantallen werden genoteerd langs de kustlijnen.
Binnen de groep van de reigers moesten we ons beperken tot de Blauwe Reiger. Deze werd er erg verspreid en regelmatig waargenomen, echter nooit met meerdere vogels samen.
Het mag een verrassing heten dat we nog de Ooievaar hebben kunnen waarnemen : op een veld, ergens in het binnenland, noteerden we een groep van 10 – 15 foeragerende vogels.
Knobbelzwanen, ongetwijfeld in hoofdzaak ruiende vogels, werden met enkele honderden waargenomen : dit gebeurde nagenoeg uitsluitend op grote waterplassen, dan telkens op een niet al te grote afstand van het vasteland. Ook zagen we één Wilde Zwaan : tussen twee Knobbelzwanen.
Binnen de groep van de ganzen werden vijf verschillende soorten waargenomen. Veruit de meest algemene soort bleek de Brandgans te zijn : deze werd er, zowel foeragerend als vliegend, met duizenden waargenomen. Maar ook van de Grauwe Gans werden, en dit meer verspreid dan bij de Brandgans, honderden ex. waargenomen. Kolganzen bereikten nog geen grote aantallen en deze soort werd er dan ook op slechts twee plaatsen waargenomen : samen enkele tientallen. Ook Rotganzen bleken nog duidelijk een stuk verwijderd van hun te verwachten winteraantallen : samen ongeveer een honderdtal. En tot slot zagen we de Canadese Gans op slechts twee plaatsen : samen enkele tientallen.
Dat de Bergeend de enige soort zou zijn die we binnen de groep van de “tadornini” zouden waarnemen verraste uiteraard niemand : samen hooguit een twintigtal ; enerzijds in Nabben, anderzijds op één van de meerdere binnenwateren waar we halt hielden.
Binnen de groep van de “zwemeenden” waren enkele soorten ronduit algemeen en nagenoeg steeds aanwezig – vaak met grote aantallen – in de vele voor zwemeenden geschikte gebieden. Hierbij denk ik aan Wilde Eend , Wintertaling , Krakeend en Smient. Slobeenden waren weliswaar minder algemeen, maar toch nog steeds in behoorlijke aantallen aanwezig ; hierbij mag ook niet vergeten worden dat de eenden nog duidelijk hun prachtkleed niet hadden bereikt. Ongetwijfeld was de Pijlstaart veruit de minst algemene zwemeend : deze werd er met een maximum van een vijftal ex. waargenomen.
Enkele tientallen Tafeleenden en Brilduikers, en zeker dubbel zoveel Kuifeenden, waren de “duikeenden” die er werden waargenomen : erg verspreid, en dan zowel op zoetwater als op brakwater.
Middelste Zaagbekken werden, als vogels van zoutwater, alleen waargenomen op Nabben : samen een tiental ; zij waren dan ook de enige waargenomen soort uit de groep van de “mergini”.
Eiders werden met vele honderden waargenomen op zee ; echter in klein aantal ook op andere plaatsen. Het was onze enige waargenomen “zee-eend”.
Het was een spijtige zaak dat de heersende windrichtingen ons niet hebben toegelaten te genieten van spectaculaire trekbewegingen van roofvogels boven Ljungen / The Heath. Dit heeft echter niet kunnen verhinderen dat we toch echt hebben genoten van 12 verschillende soorten roofvogels die we verspreid en vrij regelmatig hebben kunnen observeren … Ik
bespreek deze soort per soort.
Zweden is mogelijk – binnen Europa – het land met de grootste aantallen Visarenden. Begin oktober hebben de meeste Visarenden echter Zweden reeds verlaten. Het was dan ook een meevaller om één ex. te kunnen observeren in alle aspecten : op korte afstand vliegend / biddend / duikend naar vis…
Dagelijks werden 2-3 Zeearenden waargenomen : samen 8-10 ex. over de vier waarnemingsdagen. Deze waarnemingen gebeurden zowel op Nabben als bij meren in het binnenland. In Nabben zagen we, boven zee, twee Zeearenden samenwerken bij het grijpen van een gans spec. : onvergetelijk !
Fyledalen, gelegen op afgerond een vijftigtal kilometers van Nabben, is dé plaats voor het observeren van de Steenarend. Ons geduld en zoekwerk werden beloond : een prachtige waarneming van één adulte vogel in de vlucht en van één nog onvolwassen vogel in zit.
Van de prachtige Rode Wouw zal ons vooral het beeld bijblijven van 15-20 samen vliegende vogels : vermoedelijk bij hun slaapplaatsen. Verder werd deze roofvogel, als individu, nog minstens vijf keren waargenomen.
Van de Bruine Kiekendief weten we dat deze grotendeels, begin oktober, Zweden reeds heeft verlaten. Niet onlogisch dus dat we deze met minder dan een vijftal vogels hier nog konden waarnemen.
Van de Blauwe Kiekendief hadden we meerdere waarnemingen verwacht. Toch zagen we slechts één ex. : een wijfje vloog over de vuurtoren bij Nabben.
Boven het voor de Ruigpootbuizerd kenmerkende biotoop van open ruimten zagen we, verspreid over het binnenland, in het totaal maximum vijf ex.
Het zal wel niemand verwonderen dat de Buizerd, na de Sperwer, de meest waargenomen roofvogel was. Toch mogen we het aantal waargenomen vogels niet hoger inschatten dan 10-20 ex.
Sperwers daarentegen werden dagelijks met 5-10 ex. waargenomen : dit gebeurde niet zelden op Nabben ; dus op de plaats waar een sterke doortrek van kleine vogels plaats had.
Relatief weinig waarnemingen van Torenvalken deden ons herinneren aan wat we in eigen streek van deze soort ook vaststellen : een roofvogel, waarvan de aantallen de laatste jaren aanzienlijk zijn afgenomen. Hier werd deze, verspreid, waargenomen met een totaal van 10-20 ex.
De Slechtvalk werd er precies twee keren waargenomen : een vluchtige waarneming van één ex. in het binnenland ; maar ook een prachtwaarneming van één ex. op Nabben.
Tot slot werd het Smelleken een vijftal keren waargenomen en dit was, gezien het tijdstip, zeker minder dan verwacht. Deze vogels werden bijna allen gezien op Nabben.
Verspreid over de bezochte gebieden werden, 3-4 keren, hooguit enkele Fazanten samen waargenomen.
In Nabben werd twee keren, en dan telkens op exact dezelfde plaats, de Waterral alleen auditief waargenomen.
Meerkoeten werden zeker niet op alle voor deze soort geschikte plaatsen vastgesteld. Deze werden dan niet zelden samen met Krakeenden waargenomen, waarvan we weten dat zij vaak in symbiose met elkaar leven.
Op onze twee laatste reisdagen zagen we samen enkele honderden doortrekkende Kraanvogels.
Binnen de groep van de plevieren hebben we vier soorten waargenomen. Bontbekplevieren werden met 10-20 ex. waargenomen op Nabben ; ook op enkele andere plaatsen in het binnenland werden,verspreid, nog enkele ex. vastgesteld. Ook de Zilverplevier werd zowel in Nabben als in het binnenland waargenomen : samen een tiental, maar met ook voor deze soort Nabben als beste plaats. Onderweg in het binnenland zagen we, samen met Kieviten, een groep van 10-20 Goudplevieren. Kieviten bleken erg verspreid en vaak met behoorlijk grote aantallen aanwezig.
Op de rand van één van de bezochte meren in het binnenland foerageerde één Kanoet : deze bezat nog op de borst de kenmerkende tint van het prachtkleed.
Qua aantallen was de Bonte Strandloper de talrijkst waargenomen steltloper : samen 30-50 ex. Deze soort werd vooral waargenomen op Nabben. Kortstondig foerageerde ook één Kleine Strandloper in een groep van een twintigtal Bonte Strandlopers.
Het Witgat werd precies drie keren waargenomen : een auditieve waarneming van één ex. in Nabben ; daar hadden we, drie dagen later, ook een visuele waarneming van 2 ex. samen.
Eveneens in Nabben noteerden we de Tureluur : een mooie visuele waarneming van één IJslandse Tureluur en, drie dagen later en in dezelfde omgeving, ook één auditieve waarneming van één ex.
Verspreid over de bezochte gebieden, maar met Nabben toch wel als beste plaats, hebben we 5-10 Zwarte Ruiters en 10-20 Groenpootruiters waargenomen. Toch waren er ook geschikte plaatsen waar geen van beiden aanwezig bleken.
De Rosse Grutto werd alleen gezien op Nabben : één ex. op 2/10 en, op exact dezelfde plaats, nog 2 ex. op 3/10. De Wulp werd er meer verspreid en bijgevolg ook vaker waargenomen : het totaal mag zeker geraamd worden op 20-30 ex.
Watersnippen hadden we zeker in grotere aantallen verwacht : verspreide waarnemingen bleven beperkt tot 10-20 ex.
Tot slot zagen we ook de Kemphen/Kemphaan vrij regelmatig en verspreid, maar steeds met hooguit enkele ex. : zo bereikte het geschatte totaal niet meer dan 10-20 ex.
Van grote aantallen meeuwen kon niet gesproken worden en de aantallen waren dan ook aanzienlijk lager dan wat we van deze groep gewoon zijn op min of meer gelijkaardige plaatsen in België en Nederland. Ik twijfel er niet aan dat volgende drie soorten vrij algemeen waren, maar toch niet echt zeer talrijk : het betreft de Kokmeeuw , de Stormmeeuw en de Zilvermeeuw. Van zowel de Grote Mantelmeeuw als de Kleine Mantelmeeuw bleef het totaal aantal waargenomen vogels beperkt tot minder dan 15 ex. : deze beide soorten bleken bovendien alleen waarneembaar op Nabben. Bijzonder mooi was de waarneming van 3 adulte Dwergmeeuwen in winterkleed : deze werden waargenomen op één van de bezochte meren in het binnenland.
Het was een aangename verrassing nog drie soorten zeesternen te kunnen waarnemen. Zo zagen we precies twee keren de Grote Stern : één keer 5 ex. samen en ook één keer 1 ex. De Visdief werd er één keer waargenomen : 3 ex. samen. En tot slot zagen we ook, op korte afstand en dat was wel nodig, één Noordse Stern in 1ste winterkleed. Aanvullend merk ik hierbij op dat al deze zeesternen werden waargenomen langs de kustlijn.
Het beeld dat we ons van de waargenomen Houtduiven zullen blijven herinneren is het beeld van honderden, waarschijnlijk zelfs enkele duizenden, erg hoog doortrekkende vogels. Maar ook plaatselijk werden nog heel wat ex. waargenomen, al was dit dan wel met aantallen die aanzienlijk lager waren dan wat we van deze soort in eigen streek gewend zijn. Zeer duidelijk bleek ook dat de Turkse Tortel dit deel van Zweden nog niet gekoloniseerd heeft : we zagen er slechts één ex. !
In een grindwinning, ten Oosten van Lund, zochten we langdurig naar de daar broedende Oehoe. Uiteindelijk kon deze door een deel van de groep, maar dan wel in de schemering, kortstondig en vliegend worden waargenomen.
De Grote Bonte Specht was de enige waargenomen specht : elke dag met 1 tot maximaal 3
ex. De enkele waarnemingen bij de Vuurtoren van Falsterbo lieten bovendien een zeker trekgedrag vermoeden.
Veldleeuweriken waren regelmatige doortrekkers, echter bijlange nog niet in grote aantallen. En, bij de Vuurtoren van Falsterbo, hoorden we ook één doortrekkende Boomleeuwerik.
Op één plaats hoorden we een klein aantal hoog overtrekkende Oeverzwaluwen. En doortrekkende Boerenzwaluwen werden nog dagelijks met enkele tot meerdere tientallen waargenomen op Nabben.
Het was voor niemand van ons een verrassing zeer regelmatig doortrekkende Graspiepers waar te nemen. Wel verraste het ons, verspreid over de observatiedagen, nog enkele tientallen doortrekkende Boompiepers te horen, dan telkens met hun kenmerkende roep. En het aandachtig en kritisch beluisteren van deze roepen leverde ook één doortrekkende Roodkeelpieper op. Niet verwonderlijk is het feit dat nagenoeg alle waarnemingen van deze drie pieper-soorten gebeurden in Nabben. Maar op een andere plaats, langs de kustlijn en dan op stenen dijken, zagen we ook 3 Oeverpiepers.
De Witte Kwikstaart werd zeer verspreid, en dus ook in het binnenland, regelmatig waargenomen, echter dan steeds met hooguit enkele ex. samen. Dat nagenoeg alle Gele Kwikstaarten Skandinavië reeds hadden verlaten bleek overduidelijk door het feit dat we, auditief, slechts één overvliegende vogel hebben vastgesteld.
Aanzienlijk minder vaak dan wat we van deze soort in eigen streek gewend zijn werd de Winterkoning verspreid, maar niet zeer vaak, meer via de roep dan via zijn zang waargenomen.
Ook de Heggenmus werd er, nagenoeg steeds, enkel via zijn roep waargenomen : dit gebeurde zeer regelmatig en bovendien opvallend mooi verspreid over alle bezochte gebieden.
Dat we heel wat waarnemingen zouden doen van de Roodborst verraste niemand ; ook deze soort werd er verspreid over alle bezochte gebieden vastgesteld. Tapuiten op doortrek zagen we nog met 2 ex. samen.
Tegen alle verwachtingen in waren waarnemingen van lijsterachtigen, en dit zowel auditief als visueel, nagenoeg volledig afwezig. Zo werden samen hooguit een vijftal Zanglijsters waargenomen : o.a. één ex. in een mistnet aan de Vuurtoren. En de Grote Lijster werd er, met 2 samen vliegende ex., visueel waargenomen bij de haven van Skanor. Zelfs de Merel bleek er een zeldzaamheid : minder dan 5 vogels werden er verspreid waargenomen…
De Zwartkop werd er slechts één keer waargenomen : eerst de roep ; kort daarna ook visueel. Deze waarneming deden we in de begroeiing aan de Vuurtoren van Falsterbo. Roepende Tjiftjaffen bleken op erg veel plaatsen aanwezig te zijn. Maar het was toch wel een verrassing wanneer we, kortstondig maar niettemin zeer duidelijk, één zingende Fitis mochten noteren op Nabben. Dat we op zeer vele plaatsen Goudhaantjes konden horen en zien verraste waarschijnlijk niemand.
Dagelijks werden meerdere Koolmezen waargenomen, vooral dan op Nabben. Het aantal waargenomen Koolmezen was echter maar een fractie van de aantallen Pimpelmezen die we – vooral dan ook op Nabben – hebben waargenomen : deze laatste werd er waargenomen met werkelijk honderden en gaven mij allicht de mooiste illustraties van hoe wij ons de trek van kleine vogels op Falsterbo dienen voor te stellen. Het aantal waargenomen Zwarte Mezen, ook uitsluitend op Nabben, beperkte zich tot hooguit samen een tiental. In Fyledalen, meer bepaald in het gebied van de Steenarend, deden we enkele mooie waarnemingen van de Glanskop. En het was ook in dit gebied dat we enkele prachtwaarnemingen deden van een klein groepje Witkopstaartmezen.
De Boomklever werd er precies drie keren waargenomen, wat ons toelaat te besluiten dat deze hier duidelijk minder algemeen is dan wat we van deze soort in eigen streek gewend zijn. De waarneming van één Taigaboomkruiper / Boomkruiper, en dit alleen op basis van de roep, liet ons niet toe met zekerheid te besluiten welke soort het nu precies was ; toch is de kans erg groot dat het een Taigaboomkruiper betrof.
De vlucht van een Klapekster, vanuit Nabben en dan verder over zee, heb ik zelf ervaren als een topwaarneming.
Eksters konden verspreid en zeer regelmatig quasi moeiteloos worden waargenomen. Dit was echter niet het geval voor de Gaai ; deze soort werd er slechts één keer waargenomen : één vliegende vogel in het gebied waar ook de Oehoe werd waargenomen. Enkele prachtige waarnemingen deden we van de Notenkraker, telkens bij Nabben : een vlucht van 2 ex. samen op de eerste observatiedag ; één vliegende vogel op de tweede observatiedag en een zeer mooie waarneming van één zittende en vervolgens wegvliegende vogel op onze laatste observatiedag.
Kauwen en ook Roeken werden moeiteloos waargenomen, en dit zowel in het binnenland als op de trektelposten. Het was vooral op de derde observatiedag dat we gemengde groepen van vele tientallen Kauwen/Roeken bij Nabben over zee zagen wegtrekken. Bonte Kraaien hebben we hier zeker niet als trekvogels ervaren ; wel kon deze soort in het binnenland zeer regelmatig worden opgemerkt. En tot slot zagen we de Raaf op precies twee plaatsen : 2 ex. samen bij Nabben ; 1 ex. ergens in het binnenland.
Zowel duidelijk op doortrek bij Nabben, als nog foeragerend in het binnenland, werden Spreeuwen dagelijks met tientallen waargenomen.
Het lijkt nauwelijks geloofwaardig en toch is het zo, en dit ondanks vele gerichte waarnemingen, dat wij hier de Huismus slechts op één plaats hebben waargenomen : hooguit enkele ex. samen bij een woonhuis. Ringmussen zullen wij ons vooral herinneren als aarzelende trekkers, en dit met vele tientallen samen op Nabben. Hun trekgedrag had veel weg van wat ook het trekgedrag was van Pimpelmezen.
Dat we vele honderden Vinken en Kepen zouden waarnemen had elke deelnemer aan deze Vogelreis zeer zeker verwacht. We zagen beide soorten moeiteloos, en dit zowel in het binnenland als aan de kusten. Maar u kan zich voorstellen dat de beelden van honderden doortrekkende Vinken en Kepen op Nabben spectaculair en onvergetelijk zijn. Kneus werden eveneens waargenomen op Nabben : echter slechts 2-3 keren enkele tientallen samen. Precies twee keren hoorden we, in Nabben, enkele roepende Barmsijzen. Putters werden opvallend vaak waargenomen, telkens met meerdere ex. samen, en met Nabben als veruit de beste plaats. Ongeveer hetzelfde kan gezegd worden over de Groenling, al had ik wel de indruk dat bij deze soort de waargenomen aantallen beduidend minder waren dan bij de Putter. Sijzen daarentegen trokken met vele honderden zuidwaarts, vooral dan op Nabben ; echter ook in het binnenland werden nog heel wat Sijzen waargenomen. Een verrassende, en dus echt deugddoende auditieve waarneming, was deze van één doortrekkende en duidelijk roepende Europese Kanarie op Nabben. In Fyledalen, het gebied van de waargenomen Steenarend, zagen we, op de top van een boom, één Appelvink. Maar het waren toch de vele waarnemingen van pleisterende en doortrekkende Kruisbekken die we mogen beoordelen als één van de meest indrukwekkende waarnemingen op deze Vogelreis. We kunnen best aannemen dat binnen het totale pakket van vele honderden “ Kruisbekken “ er ook wat Grote Kruisbekken en Witbandkruisbekken aanwezig waren, maar binnen de kleine groep van goed te bekijken “ Kruisbekken “ zagen wij alleen de Kruisbek / Red Crosbill / Loxia curvirostra…
Binnen de groep van de gorzen konden we, althans met absolute zekerheid, alleen de Rietgors noteren. Deze soort, waarvan we goed weten dat deze vaak individueel doortrekt, hebben we vele tientallen keren, dan telkens roepend en op relatief grote hoogte, doortrekkend waargenomen : vooral dan op Nabben.
Dit alles heeft geleid tot exact 118 waargenomen vogelsoorten.